Er starten vandaag iets meer meisjes dan jongens aan de universiteit. Vrouwelijke assistenten, professoren en rectoren (ook al zijn die laatste nog eerder uitzonderlijk) vinden we ondertussen normaal. Ooit was dat wel anders. Vrouwen werden immers tot ver in de twintigste eeuw als fysiek en intellectueel minderwaardig beschouwd.

Een veranderende tijdsgeest

De Belgische staat is in 1830 zeer katholiek en de christelijke leer vormt de basis van het onderwijs op alle niveaus. De oprichting van de ULB in 1834 met haar expliciet a-dogmatische houding vormt hierop een uitzondering. Katholieken en liberalen delen tot dan toe dezelfde visie op het traditionele familiale model en de rol van de vrouw. Een verschuiving doet zich voor vanaf ca. 1850. De jonge generatie liberalen is antiklerikaler en de schoolstrijd wordt rond die tijd ook een politieke strijd. Het besef groeit dat opvoeding en onderwijs een belangrijke rol spelen om de liberale ideeĂ«n ingang te laten vinden in de maatschappij. Deze liberalen willen de meisjes onttrekken aan de invloed van de Kerk, zodat ze minder vatbaar zijn voor bijgeloof en vooroordelen. Zo worden ze intelligente, rationele, geschoolde echtgenotes die hun liberale mannen begrijpen en steunen. Bovendien geven ze dan later als moeder hun kinderen de liberale waarden mee. De liberale visie op de scholing van de meisjes heeft dus in de eerste plaats te maken met de strijd  tegen de Kerk en mijnheer pastoor en minder met hun zelfstandigheid binnen het huwelijk.

Het onderwijs voor meisjes is in die tijd minder uitgebouwd dan dat voor de jongens. De scholen gaan doorgaans niet verder dan het lager secundair en het hoogste diploma voor meisjes is dat van regentes. De humaniora’s zijn louter een jongenszaak. De Belgische feministe Isabelle Gatti de Gamond ijvert van 1864 tot 1891 in Brussel onvermoeibaar voor de oprichting van scholen voor meisjes op alle niveaus en zelfs hoger secundair onderwijs dat de meisjes voorbereidt op het universitaire toegangsexamen. De scholen hebben een onverwacht succes. Met de steun van tal van Brusselse liberale schepenen en burgemeesters en van de ULB schieten de zogenaamde Cours d’Education pour Jeunes Filles in de Brusselse gemeenten als paddestoelen uit de grond.  Grote en kleine liberale steden in heel BelgiĂ« volgen. Ook Gatti de Gamond vindt dat vrouwen via onderwijs onder het juk van de Kerk vandaan moeten komen. In haar scholen staat godsdienst niet op het programma, wetenschappen, wiskunde en filosofie des te meer. Vanuit katholieke hoek komen er felle reacties op deze goddeloze scholen die de meisjes verderven. Bij de verkiezingen van 1870 verliest de liberale partij de meerderheid maar is wel volledig overtuigd om het op te nemen voor het (secundair) meisjesonderwijs. Acht jaar later komen de liberalen opnieuw aan de macht en de wet op het middelbaar onderwijs van 1881 bepaalt dat de regering middelbare scholen – ook voor meisjes - kan inrichten “waar zij het nodig achtte”. Het middelbaar onderwijs blijft echter nog lang gedomineerd door het katholiek onderwijs.

En toch is de stap naar de universiteit niet vanzelfsprekend

Terwijl in het buitenland steeds meer universiteiten meisjes toelaten, weigeren de ULB (in 1867) en de KUL (in 1872) de eerste zeldzame aanvragen. Zowel in het parlement, als binnen de liberale partij, aan de universiteiten zelf en in de beroepsverenigingen lopen de meningen uiteen. Zijn vrouwen in staat om te studeren en om nadien een (vrij) beroep uit te oefenen? Na hevige debatten stelt artikel 43 van de wet van 20 mei 1876 dat de regering de voorwaarden dient te bepalen waaronder vrouwen bepaalde beroepen kunnen uitoefenen in de gezondheidszorg. De zorg is immers een vakgebied dat bij hun natuurlijke rol past en waar ze historisch gezien al langer actief in zijn. Naast de band met de geneeskunde vindt men ook de band met de farmacie logisch vanwege de vergelijking met de keuken. Vanaf dan kunnen meisjes zich in principe inschrijven aan de universiteit. Maar dan moet er onderwijs ingericht worden dat hen hierop voorbereidt. Onder impuls van Charles Buls organiseert de Stad Brussel de Cours Supérieurs die in een brede opleiding voorzien. De lessen gaan door in het Paleis der Academiën en in de laboratoria van de Ecole industrielle de Bruxelles. De jongedames krijgen er o.a. les van professoren van de ULB. Ze dienen wel vergezeld te zijn van een chaperone (bv. hun moeder). In navolging van het succes van de scholen opgericht door Gatti de Gamond komt deze opleiding vanaf 1884 ook onder haar vleugels terecht.

Emma Leclercq, een onderwijzeres, wil zich in 1878 inschrijven. De ULB weigert. Ze trekt naar de Centrale Jury die haar in mei 1880 in het gelijk stelt: de wet verbiedt op geen enkele manier om meisjes aan de universiteit toe te laten. Samen met haar starten in oktober 1880 twee andere studentes aan de ULB: Marie Destrée en Louise Popelin. Luik en Gent volgen de jaren daarop en stilaan behalen de eerste vrouwen hun universitair diploma.

Lees verder onder de foto

Het 3e Doctoraat Rechten 1970/71

Een nieuwe wet van 1890 gooit roet in het eten. Meisjes krijgen nu weliswaar toegang tot alle faculteiten en krijgen het recht om het beroep van dokter en apotheker uit te oefenen. Maar enkel wie het diploma van een humaniora Latijn-Grieks heeft mag naar de universiteit. Voor meisjes bestaat dit type onderwijs niet en er zit niets anders op dan deel te nemen aan de examens van de Centrale Jury. Het is opnieuw Isabelle Gatti de Gamond die met steun uit politieke hoek en van een aantal ULB’ers pre-universitaire opleidingen inricht. Deze harde studies bereiden voor op de Centrale Jury maar zijn niet voor iedereen weggelegd: de meisjes moeten in drie jaar tijd dezelfde kennis opdoen als de jongens in zes jaar tijd. Toch kent ook deze opleiding een groot succes.

Veel andere opties zijn er niet voor meisjes. Pas na de Eerste Wereldoorlog komt er stilaan verandering. Enkele katholieke scholen richten vanaf 1912 klassieke humaniora in voor meisjes en vijf jaar later opent in Schaarbeek het eerste meisjeslyceum de deuren. Een wetsvoorstel voor het inrichten van hoger middelbaar onderwijs voor meisjes door de staat blijft dode letter. Er komt wel een creatieve oplossing: ze kunnen zich uitzonderlijk inschrijven aan jongensathenea en vanaf  1930 worden middenscholen voor meisjes uitgebreid met een atheneumsectie.  Het duurt echter tot 1978 voor meisjes bij wet toegang krijgen tot alle studierichtingen.

Academische Openingszitting 1994/95, 04 oktober 1994

Literatuur

Gubin E., Piette V. (red.) Emma, Louise et Marie. L’Université de Bruxelles et l’émancipation des femmes (1830-2000), GIEF – Service des Archives, Brussel, ULB, 2004, 327 p.

Tyssens J. Strijdpunt of pasmunt? Levensbeschouwelijk links en de schoolkwestie, 1918-1940. VUBPRESS, Brussel, 1993, 376 p.

Witte E., Craeybeckx J. en Meynen A. Poltieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, VUBPRESS, Brussel, 1997, 478 p.

http://www.gendergeschiedenis.be/jongens-meisjes/extras/extra08.pdf

https://rosavzw.be/site/index.php/het-geheugen/thematische-geschiedenis-van-de-vrouwenbeweging/politiek-en-beleid/410-1880-eerste-vrouwen-aan-universiteit

 

Dit artikel verscheen eerder in BAM, jg. 8, nr. 3.