Met mobiliteitsminister Pascal Smet (Brussels Hoofdstedelijk Gewest), voorzitter Jan Flament (UZ Brussel en Brussels Health Campus) en mobiliteitscoördinator Rebecca Lefevere (VUB) hadden onze studenten een aardige affiche voor hun mobiliteitsdebat bijeengefietst. De minister mocht de spits afbijten en trok het mobiliteitsverhaal open naar een ruimtelijke toekomstvisie voor Brussel als een stad op mensenmaat. Jan Flament deed hetzelfde op campusniveau, maar focuste vooral op concrete oplossingen voor de huidige verkeersindigestie. De centrale vraag blijft daarin waar de plaats is voor de auto in een verhaal van stedelijke ontwikkeling op mensenmaat. Rebecca Lefevere reikte alvast enkele concrete realisaties voor duurzame alternatieven aan.
 
Koning auto regeert Jette
Ondanks het actieve beleid van VUB en UZ Brussel naar duurzame mobiliteitsalternatieven kiest op Campus Jette 60% van het personeel en 39% van de studenten voor de auto. Op Campus Etterbeek is dat respectievelijk 19% en 10%. Dit bewijst dat de concrete mobiliteitssituatie een grote rol speelt in de vervoerskeuze en dat duurzame investeringen zoals Tram 9 of de fietsinfrastructuur op Campus Jette noodzakelijk zijn. Er is echter ook een mentaliteitswijziging nodig. Ongeveer 225.000 van de 400.000 pendelaars naar Brussel komen met de auto en het liefst nog individueel. Ook de Brusselaar gebruikt de auto te nog vaak voor kleine verplaatsingen.
 
Investeringen in mobiliteit en de publieke ruimte
In tegenstelling tot het federale beleid rond bedrijfswagens en de besparingen en tariefstijgingen bij De Lijn en NMBS, trekt Brussel en de MIVB de kaart van de investeringen in duurzame alternatieven.  De prijs van het openbaar vervoer in Brussel stijgt niet en daalt zelfs voor studenten. Minister Smet legde uit hoe zijn plan voor Brussel moet leiden tot een betere lucht- en levenskwaliteit. Hij wil een betere verdeling van de openbare ruimte, meer ontmoetingszones en een duurzame stad voor alle vervoersmodi. Hij somde alle investeringen op in tram- en buslijnen, de nieuwe metrolijn, fietspaden, autovrije zones en ‘park & ride’ parkings aan de rand van de stad. De ontwikkeling van de Heizelvlakte als een hub voor openbaar vervoer zal direct afstralen op de campus. De campus zelf legt in zijn ontwikkelingsplan de nadruk op een autoloze, centrale ontmoetingslaan.
 
Het “drielandenpunt” Jette
De campus en het omliggende gewest delen dus een ruimtelijke toekomstvisie waarin de mens centraal staat. Tegenover het politieke enthousiasme staat echter ook de directe realiteit. Jan Flament loofde het huidige bussenarsenaal naar de campus, maar wees ook op het belang van de auto voor bepaalde patiënten. Parkeercomfort blijft dus belangrijk voor de campus. In zijn exposé richtte hij zich vooral op de dichtslibbende verkeersaders. Hoewel hij gelooft in de intrinsieke regelbaarheid van het verkeer, blijft het moeilijk om het campusdossier te ontwarren. Mobiliteit is immers een regionale bevoegdheid. Het knooppunt rond afrit 9 ligt niet alleen op de grens tussen tussen Vlaanderen en Brussel, het ligt ook nog eens op de grens tussen drie politiezones. Ook op het gemeentelijk niveau wordt de hete aardappel al eens doorgeschoven. Pascal Smet trad hem bij vanuit de ontwikkelingsvisie op Brussel. Wanneer het over Brussel en zijn stedelijke uitdagingen gaat, merkt hij in het huidige Vlaanderen een communautaire krampachtigheid. Toch is het belangrijk dat Vlaanderen en Brussel de uitdagingen gezamenlijk aanpakken. Hij wees hierin op de constructieve samenwerking rond de aansluiting van het Vlaamse en Brusselse tramnetwerk in het Heizelknooppunt.
 
Carpooltinder en kluifrotondes
De kern van het probleem met Afrit 9 is volgens Flament dat de primaire weg van de Ring wordt afgeleid naar de tertiaire weg van de Beukenlaan en de Laarbeeklaan in plaats van de secundaire weg van Tentoonstellingslaan. Hij pleitte voor een directe oprit richting Gent en een zogenoemde kluifrotonde. Hij argumenteerde ook dat het verkeer rond de campus op termijn beter een éénrichtingslus maakt. Pascal Smet gelooft in maatregelen voor carpooling en hoopt het verkeer op te vangen rond de stations buiten Brussel. Hij lanceerde het wilde idee voor een ‘Carpooltinder’. Uit de zaal klonken dan weer vooral bezorgdheden van voetgangers, fietsers, motorrijders en gebruikers van de bussen 13 en 14. De verschillende suggesties van studenten, ook inzake organisatorische planning, werden door de beleidsmakers uitvoerig genoteerd.
 
De kansen van fiets en trein
Jan Flament benadrukte in het debat de rijke diversiteit aan vervoersmiddelen en partners. Door de werf is het  Villo!-station momenteel helaas afgesloten en Rebecca Lefevere bevestigde de financiële onhaalbaarheid van een tijdelijk alternatief. Haar goede nieuws was echter wel dat de gloednieuwe fietsinfrastructuur op campus Jette bijna klaar is: douches, lockers en een overdekte fietsenstalling. Er komt een fietsherstelzuil en door de samenwerking met de Velofixer betalen studenten enkel het herstellingsmateriaal. Wat studenten onvoldoende schijnen te beseffen is dat er om de 20 minuten in station Jette een trein is die 6 minuten later in Brussel-Noord arriveert. De trein is ook de snelste verbinding met Campus Etterbeek. De enige uitdaging hier is de investering van twintig minuten wandelen of tien minuten fietsen naar het station.
 
Tram 9 en het pleidooi voor Brussel
Tot slot keren we terug naar waar het begon: Tram 9. Alle aanwezigen waren het erover eens dat de investering noodzakelijk is, maar de meningen verschilden over de organisatie van het autoverkeer errond. Het goede nieuws is dat de werken op schema zijn. Jan Flament merke op dat, op een valse start na, de samenwerking van de campus met het Gewest en de werfleiding zeer goed verloopt. De verkeersellende rond de campus is dus regen voor de zonneschijn, die nauwgezet gemonitord wordt in goede verstandhouding.
 
Zoals ministers nu eenmaal graag doen, eiste Pascal Smet gretig het slotwoord op. Hij richtte daarin een mooie oproep naar de studenten om zich in Brussel te vestigen. Wonen waar je werkt of studeert, is immers niet alleen de beste mobiliteit, de stad heeft de jonge, dynamische energie van jongeren nodig.