Tekst: Jozefien De Marrée, foto: Saskia Vanderstichele
 
Vroeger was zeker niet alles beter, daar zijn ze het over eens. Maar professor emeritus in de sterrenkunde Walter Van Rensbergen (°1941) beklaagt de huidige onderzoekers weleens. “Ze worden gedwongen om snel te publiceren. Bij ons bestond die druk niet, we publiceerden wanneer we er klaar voor waren.” Ook de methode verschilt, zegt zijn collega-sterrenkundige en eveneens emeritus, Jean-Pierre De Greve: “Nu ben je je eigen uitgever, je levert een volledig afgewerkte tekst aan. Wij bezorgden onze geschreven teksten aan een secretaresse die ze uittypte, en onze potloodtekeningen aan een tekenaar die er grafieken van maakte. Wetenschappers moeten nu veel meer doen dan alleen wetenschap bedrijven.” Veelzijdigheid bleek anderzijds ook wel een troef destijds: sterrenkundigen waren bijvoorbeeld ook beeldhouwers, wiskundigen, kosmologen… Walter Van Rensbergen: “Nu hebben onderzoekers zo’n ver doorgedreven specialisatie dat ze vaak maar één ding doen.” 

“De fysieke interactie tussen wetenschappers is ontzettend belangrijk”


Conferenties worden efficiënter georganiseerd dan vroeger, ziet het duo, maar zijn ook veel duurder geworden. De Greve betreurt dat: “Die fysieke interactie tussen wetenschappers is ontzettend belangrijk.” Dankzij de huidige reismogelijkheden en media wordt wel meer in grote groepen gewerkt. “Nu kan je al eens een collega in een ander universiteitslabo bezoeken en samenwerken.”
 
Dubbelsterren met een schijfje
Het artikel in Astronomy & Astrophysics grijpt terug naar een oude liefde van beiden: interagerende dubbelsterren - twee of meer sterren die rond een gemeenschappelijk massacentrum roteren. Het doel is om nog juistere modellen te maken van die dubbelsterren. De Greve: “Het artikel focust op dubbelsterren met een materieschijfje, dat ontstaat als de ster die de massa moet ontvangen niet alles kan opnemen en de materie rond zich hangt in de vorm van een schijf. De aanwezigheid van dat extra schijfje legt nog dwingendere voorwaarden op om dubbelsterren te modelleren. Enerzijds is de theoretische kennis hierover beperkt, maar ook de waarnemingen zijn nog altijd onvolledig.”
 
Van Rensbergen vult aan: “Eigenlijk is de astrofysica de enige wetenschap in dit gebouw die noch theoretisch noch experimenteel is, het is zuiver observationeel: je moet de waarnemingen uitleggen. We hadden al een code om de evolutie van dubbelsterren uit te rekenen waarmee we tot nu toe de waarnemingen van twee sterren probeerden te verklaren. Als we nu ook nog de waarden van de eigenschappen van die schijf kunnen verklaren, is het aantal mogelijkheden om tot een resultaat te komen veel beter gedefinieerd dan wanneer we die schijf niet hadden.”
 
De studenten veranderen niet
Vroeger kon je aan de VUB naast theoretische wiskunde ook toegepaste wiskunde (mechanica & sterrenkunde) studeren – wat beide heren deden. Die toegepaste wiskunde is ondertussen verdwenen uit het wiskundecurriculum, tot spijt van Van Rensbergen. “Nu moeten alle studenten die sterrenkunde doen via de natuurkunde komen. We zijn in de loop van de jaren wat minoritair geworden, maar reden te meer om er hard aan te werken want er is nog zo verschrikkelijk veel te doen in de klassieke sterrenkunde!” 


Een kunstenaar stopt toch ook niet omdat hij toevallig 93 jaar wordt?


De vraag naar de reden waarom ze nog steeds onderzoek doen, beantwoordt De Greve met een enthousiaste: “Maar het is gewoon leuk!”. “Er blijven vragen in ons opkomen en we hebben gelukkig nog altijd de mentale en fysieke mogelijkheden om naar antwoorden te zoeken”, vervolgt hij. Van Rensbergen vergelijkt het met een artistieke carrière. “Een kunstenaar stopt toch ook niet omdat hij toevallig 93 jaar wordt? Die mens doet niets liever, en dat is bij ons niet anders. Zolang een getal niet helemaal klopt, zoeken we verder.” Een voordeel aan hun huidige leeftijd is dat ze tijd hebben, om het misschien zelfs beter te doen dan vroeger. “Als je werkt op projecten met deadlines en naar congressen moet, publiceer je op een andere manier.” De Greve benadrukt wel dat wat ze publiceren relevant moet blijven, moet innoveren.
 
Frisse lucht
De meeste energie halen beiden uit hun niet-aflatende nieuwsgierigheid, maar ook frisse lucht blijkt een cruciaal element. Zo is Van Rensbergen een fanatieke sporter en loopt hij sinds jaar en dag met collega’s, studenten en vroeger ook rijkswachters door de bossen en parken rond de campus. “Ik heb dat nodig om te kunnen nadenken. Er zijn trouwens ook al heel goede atleten uit gekomen.” De Greve bracht jarenlang zijn border collie Senta mee en ging er elke dag mee wandelen. “Die hond is hier beroemd geworden. Ik nam hem overal mee, ook als ik lesgaf of een vergadering had met de rector.”
 
Niet plannen – niet stoppen
Onderzoek blijft ook in de toekomstplannen van beiden een grote rol spelen. Van Rensbergen: “Binnen structuur en evolutie van dubbelsterren blijven er nog altijd veel nieuwe dingen te ontdekken.” Maakt die oneindigheid hen niet onrustig? De Greve: “Nee, we worden er net kalm van, omdat we een nieuw stukje hebben afgelegd.” Waarop Van Rensbergen, wijzend naar zijn enthousiaste kompaan, concludeert: “Kijk hoe hij spreekt, hij gaat er duidelijk niet snel mee ophouden!”
 
Link to the article: W. Van Rensbergen and J. P. De Greve: Accretion disks in Algols: Progenitors and evolution
http://dx.doi.org/10.1051/0004-6361/201628798