Als het op de complexiteit van onze instellingen en bestuursniveaus aankomt, heeft ons land internationaal maar bitter weinig concurrentie. Geert te Boveldt, zelf uit Nederland afkomstig, kon zich dan ook geen betere standplaats wensen dan Brussel. Binnen de onderzoeksgroep MOBI doet hij al enkele jaren onderzoek naar de besluitvorming rond grote, complexe mobiliteitsprojecten.
 
“Het besef groeit almaar meer dat de klassieke politieke beslissingsprocedures niet of niet voldoende meer werken als het over zulke grote, veelomvattende mobiliteitsdossiers gaat,” vertelt hij. “Dit geldt natuurlijk a fortiori voor een land als België, met al zijn verschillende beslissingsniveaus. In zo’n klassiek beslissingsmodel zetten politici en transportplanners alle kosten en baten op een rijtje, om op basis daarvan een beslissing te nemen. Dat werkt vandaag almaar minder goed. Neem nu een al bijzonder lang aanslepend dossier zoals het Gewestelijk Expresnet in Brussel: zowel Brussel, Vlaanderen als Wallonië zijn daarbij betrokken, en allemaal hebben ze hun eigen belangen en afwegingen. Ze redeneren dus ook vanuit hun eigen denkkader en betrekken andere belanghebbenden doorgaans veel te laat bij hun plannen. Er is dus nood aan een meer overkoepelend besluitvormingsmodel. Dit geldt op Belgisch niveau, maar zulke vernieuwende modellen zouden ook op Europees niveau kunnen worden doorgetrokken. Tot vandaag hebben we daar eigenlijk te weinig kennis over.”
In een dichtbevolkt land als België is mobiliteit al jarenlang een teer punt. De noodzakelijke klimaattransitie stelt het mobiliteitsdebat nog eens extra op scherp, maar Geert te Boveldt kan het niet voldoende benadrukken: er bestaan geen eenvoudige oplossingen, en elke transitie heeft winnaars én verliezers.
 
“Duurzame mobiliteit is een bijzonder complex verhaal, en dan zeker in een land als België dat met een gigantische ruimtelijke versnippering af te rekenen heeft. Belgen wonen overal en nergens, en dus is er in eerste instantie op dat vlak een mentaliteitswijziging nodig. We moeten hier veel meer geconcentreerd gaan wonen. In die zin is de aangekondigde betonstop dus zeker een stap in de goede richting. Daarnaast moeten we stoppen met het subsidiëren van mobiliteit. In eerste instantie doel ik daarmee op de bedrijfswagens, maar ook bij de met belastinggeld gesubsidieerde treinabonnementen kan je toch de nodige vragen stellen. Hoever moet je daarin gaan? Een treinverbinding kost geld en een trein zorgt ook voor schadelijke uitstoot. Het is dus veel duurzamer om mensen ertoe aan te zetten in de buurt van hun woonplaats werk te zoeken, of omgekeerd.” [Lees verder onder de foto]

Fietsinfrastructuur
 
Klinkt weinig bemoedigend allemaal, maar er is ook goed nieuws: we zijn stilaan wel op de goede weg. “De fiets zit stevig in de lift en zeker in Vlaanderen komt er in ijltempo nieuwe fietsinfrastructuur bij. De fietssnelwegen zijn daar een heel mooie illustratie van. Toegegeven, in Brussel gaat het allemaal een stuk langzamer, maar dit is natuurlijk ook in grote mate een verhaal van middelen. Bovendien is er ook politieke moed nodig om bijvoorbeeld rij- en parkeerstroken te schrappen ten voordele van de fiets, en de huidige politieke beslissingsstructuur in Brussel maakt dit niet bepaald gemakkelijk.”
 
Essentieel in die mobiliteitstransitie zijn durf en politieke moed, zo benadrukt te Boveldt. “Succesvolle voorbeelden uit het buitenland - zoals bijvoorbeeld Kopenhagen - maar ook ervaringen in eigen land tonen aan dat de angst voor verandering of voor een gigantisch verkeersinfarct vaak niet terecht is. Weggebruikers passen zich doorgaans behoorlijk snel en goed aan wanneer er bijvoorbeeld ergens een belangrijke verkeersader wordt afgesneden, of wanneer de wegcapaciteit drastisch wordt ingeperkt. We dreigen soms te vergeten dat mobiliteit gewoon ook deel uitmaakt van het veel bredere economische systeem, en dat de samenleving zich op termijn altijd aanpast aan nieuwe situaties. Het is natuurlijk behoorlijk contra-intuïtief, maar het idee dat enkele rijstroken extra ook voor een betere verkeersdoorstroming zullen zorgen, klopt echt niet. Politici doen er goed aan die twee vaststellingen in het achterhoofd te houden als ze belangrijke mobiliteitsknopen moeten doorhakken.”
 
Volgens te Boveldt moeten we in dat hele mobiliteitsdebat vooral ook iedereen mee in het bad durven te trekken. “Eigenlijk is dat ook de strategie die MOBI op dat vlak al een hele tijd hanteert: ga niet op zoek naar de confrontatie, maar probeer alle betrokken partijen mee aan tafel te krijgen om de noodzakelijke transitie een zo groot mogelijk draagvlak te geven. Heel concreet: als je discussieert over de bedrijfswagens, leg je oor dan ook eens te luisteren bij bijvoorbeeld ook de leasingmaatschappijen. Zo’n brede overlegcultuur kan helpen om de transitie te versnellen, omdat je dan ook meer oog hebt voor de verliezers en bekijkt hoe hun belangen zo min mogelijk geschaad kunnen worden.”
 
Lees hier ook het klimaatverhaal van professor Marijke Huysmans en Sebastian Oberthür of beluister de 'Terug Denken'-podcast met professoren Cathy Macharis en Bas De Geus.