De lang verwachte PISA-resultaten zijn er. Ook al beseft men dat PISA niet alles kan zeggen over onderwijskwaliteit (er wordt geen curriculaire kennis getoetst, er zijn ook andere indicatoren, en vooral onderwijs is veel meer dan alleen maar testresultaten), toch blijft de PISA-peiling een belangrijke internationaal vergelijkende meetlat voor de staat van ons onderwijs. Het blijkt nu duidelijk dat de daling in de vorige PISA-edities geen toevallige sprongen waren, de daling zet zich min of meer rechtlijnig verder. De daling is ook algemeen: zowel voor begrijpend lezen, wiskunde en wetenschappen is de trend sterk vergelijkbaar. Voor wiskunde laat de daling zich bij alle leerlingen gevoelen, maar wel het sterkst aan de top, wellicht omdat we daar destijds wereldtop waren, voor de twee andere domeinen situeert de daling zich vooral in de middenmoot en bij de zwakkere leerlingen.

Dit opiniestuk verscheen eerder op demorgen.be (+).

De lang verwachte PISA-resultaten zijn er. Ook al beseft men dat PISA niet alles kan zeggen over onderwijskwaliteit (er wordt geen curriculaire kennis getoetst, er zijn ook andere indicatoren, en vooral onderwijs is veel meer dan alleen maar testresultaten), toch blijft de PISA-peiling een belangrijke internationaal vergelijkende meetlat voor de staat van ons onderwijs. Het blijkt nu duidelijk dat de daling in de vorige PISA-edities geen toevallige sprongen waren, de daling zet zich min of meer rechtlijnig verder. De daling is ook algemeen: zowel voor begrijpend lezen, wiskunde en wetenschappen is de trend sterk vergelijkbaar. Voor wiskunde laat de daling zich bij alle leerlingen gevoelen, maar wel het sterkst aan de top, wellicht omdat we daar destijds wereldtop waren, voor de twee andere domeinen situeert de daling zich vooral in de middenmoot en bij de zwakkere leerlingen.

Bij vorige ontijberichten hadden velen de neiging de daling te relativeren. Men zou ook nu kunnen wijzen op landen, zoals Nederland, waar de daling nog veel scherper is. Maar er is geen lievemoederen aan: de realiteit is dat we in 15 jaar tijd voor wiskunde 35 punten lager scoren en voor begrijpend lezen 28 punten, dat komt overeen met ongeveer driekwart jaar leerachterstand voor de gehele leerlingenpopulatie. Dit gegeven wordt zelden in verband gebracht met de sociale problematiek, maar de ongemakkelijke waarheid is dat we onze leerlingen nu veel minder kansen geven dan 15 jaar geleden. Niets zo asociaal als algemeen zwakker onderwijs.

Finland

Men is nu wel opvallend voorzichtig als het gaat om het zoeken naar verklaringen van deze daling. Terecht, want niet zo lang geleden wist men het toch zeker welke landen het Mekka waren waar voorgedaan werd hoe we zowel onderwijskwaliteit als sociale gelijkheid konden garanderen. Vooral Finland sprong in het oog. Ondertussen blijkt dat Finland zelfs nog wat sterker achteruit boert dan Vlaanderen en dat nergens de kloof tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond zo groot is. Wellicht spelen verschillende factoren een rol in de achteruitgang. Soms verwijst men naar toegenomen migratie en taalachterstand, naar de gewijzigde instroom van leerkrachten, naar de complexer wordende maatschappij en de digitalisering ervan, maar één factor blijft meestal angstvallig verborgen, namelijk de gewijzigde onderwijsvisie.

 

Het klassieke dogma dat het algemene onderwijsniveau weinig of niets te maken heeft met de grootte van de verschillen, is onjuist gebleken.

 

Deze visie die sinds de jaren 90 steeds meer dominant werd en in haast alle lerarenopleidingen werd ingelepeld, is het constructivisme, met als kenmerken: nadruk op zelf-ontdekkend leren, op welbevinden als voorwaarde voor leren, op zogenaamde 21ste eeuwse vaardigheden, het relativeren van kennis, en vooral het onder onderwijskundigen nog erg populaire idee dat onderwijs zoveel mogelijk geïndividualiseerd moet worden. Er is nochtans wetenschappelijk ondubbelzinnige evidentie dat het precies leerkrachten zijn die deze visie koesteren en in de praktijk brengen, die ook zwakkere leerresultaten boeken bij hun leerlingen. Dit is niet zo verwonderlijk: als differentiatie verder gaat dan ervoor zorgen dat zoveel mogelijk leerlingen de gemeenschappelijke doelen halen, wordt onderwijs op maat al gauw onderwijs onder de maat. Dan is de neiging immers sterk om ook de doelen te gaan afstemmen op (de zwakte van) de leerling. Een meer ingrijpende verandering heeft er zich sinds decennia in het onderwijs niet voorgedaan, en waarschijnlijk met desastreuze gevolgen.

Het klassieke dogma dat het algemene onderwijsniveau weinig of niets te maken heeft met de grootte van de verschillen, is onjuist gebleken. Leerkrachten die sterk inzetten op het omhoog trekken van alle leerlingen bereiken een goed gemiddeld niveau en maken de verschillen tussen hun leerlingen doorgaans ook kleiner, en omgekeerd, leerkrachten die sterk individualiseren, maken de verschillen groter en eindigen op een lager gemiddeld niveau. De vraag is nu of we de sterkste niveaudaling nog voor de boeg hebben, precies omdat deze doorgedreven individualisering zich pas de laatste jaren heeft doorgezet in het basisonderwijs. Hoe dan ook, een krachtig onderwijsbeleid kan en moet de trend tijdig keren door stevig in te zetten op degelijk onderwijs en ook door de neuzen zoveel mogelijk weer in dezelfde richting te krijgen. En hoe krachtiger het beleid, hoe sneller de resultaten kunnen keren, dat leren ons enkele landen met een positieve kentering, zoals Engeland. Dit wordt een zaak van het hele onderwijsveld en van al degenen die een hart hebben voor onderwijs.