Onderzoek naar de verschillen in levensverwachting tussen oudere (ouder dan 50 jaar) migranten enerzijds en autochtonen anderzijds is om een aantal redenen belangrijk. Ongeacht afkomst of sociale status is gezondheid immers een mensenrecht – reden waarom het Europese Parlement de lidstaten aanmoedigt een einde te maken aan ongelijkheid op dit gebied.
 
Eerdere studies naar de verschillen in levensverwachting tussen migranten en autochtonen richtten zich vooral op jongeren en op de populatie als geheel. Veelal bleek daaruit dat in heel Europa migranten – niettegenstaande hun lagere sociaaleconomische status – ouder worden dan autochtonen. Dit verschijnsel is gekend als de ‘sterfteparadox’ tussen allochtonen en autochtonen.
 
 
Niet-westerse migranten leven gezonder en plegen geen zelfmoord
Uit het onderzoek van Vandenheede en haar collega’s blijkt dat deze paradox onder ouderen standhoudt. Het blijkt echter ook dat er grote verschillen bestaan tussen verschillende subgroepen, en bovendien tussen mannen en vrouwen binnen die subgroepen.
 
Niet-westerse migranten lopen in het algemeen minder kans op hart- en vaatziekten en kanker. De onderzoekers wijten dit aan een gezonder dieet en geringer gebruik van alcohol. Ook de sterkere familiebanden dragen waarschijnlijk positief bij: zo zijn de zelfmoordcijfers in deze groep erg laag. Wel blijken niet-westerse migranten vatbaarder voor infectieziektes en diabetes.
 
Onder vrouwen wijkt het patroon af. Niet-westerse allochtonen vrouwen kampen vaker met hart- en vaatziektes, terwijl westerse vrouwelijke migranten vaker met longkanker te maken krijgen. Het eerste hangt vermoedelijk samen met overgewicht, het tweede met roken.
 
 
Advies: meer aandacht schenken aan specifieke groepen
De onderzoekers concluderen dat de lagere sociaal-economische status van niet-westerse migranten weliswaar een risico vormt voor de levensverwachting, maar dat dit risico meer dan gecompenseerd wordt door een – in het algemeen – gezondere levensstijl. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk risicogroepen bestaan waarvan de levensverwachting significant lager is. Vandenheede en haar collega’s adviseren voor deze specifieke groepen dan ook de ontwikkeling van gerichte preventiestrategieën.